In de baai van Saint-Malo

17 juni 2018 - Saint-Cast-le-Guildo, Frankrijk

Op dinsdag, 12 juni, vertrekken we uit de jachthaven van Cherbourg. We gaan vandaag naar St.-Helier op Jersey en moeten door de Race of Alderney. Dit is het zeegebied tussen het vasteland van Normandië en het noordelijkste Kanaaleiland Alderney. De getijdenstromen moeten hier over een relatieve ondiepte heen en bij een tijverschil van bijna tien meter geeft dat veel spektakel. Wanneer de wind tegen de richting van de stroom staat is bij windkracht vijf de zee hier voor ons al gevaarlijk en kunnen we er niet langs. We hebben precies uitgezocht hoe laat we bij de Race moeten zijn en varen daarom precies om negen uur – de geplande vertrektijd – de haven uit. We gaan niet alleen. Een vijftiental jachten heeft de zelfde berekening gemaakt en we varen in colonne naar Cap de la Hague, waar de Race begint.

We kunnen in een zwak windje nog zeilen, maar we houden de tijd goed in het oog. Het laatste half uur naar de Race zetten we de motor bij, omdat we kost wat het kost op tijd willen zijn. De stroom kentert en met stroom in de rug zetten we koers naar de Race. Het water is wild en we rollen van stuur- naar bakboord. Onze snelheid door het water is amper vijf knopen, maar over de grond gaan we ruim tien: een stroom van vijf knopen mee. En dat aan het begin van het tij. Na een half uurtje, het is inmiddels half twaalf geworden, zijn we er door en wordt het water rustiger. We stoppen de motor en zeilen verder. Nauwelijks wind, maar met de stroom in de rug komen we toch nog acceptabel vooruit. Om half drie laat de wind het helemaal afweten en moeten we op de motor verder.

We varen langs de westkust van Jersey en vervolgens langs de zuidkust om St.-Helier te bereiken. Vlak voordat we de haven bereiken, komt er een snelle ferry, type trimaran, naar buiten. De boot geeft gas en maakt ons door zijn vaargedrag duidelijk, dat hij ons aan de rechterzijde wenst te passeren. Wij wijken naar links uit en de ferry komt op volle snelheid op korte afstand voorbij. Het opgestoven water kunnen we in onze gezichten voelen.

We lopen de haven binnen. Het lock naar het dock staat open al snel vinden we een vrije plaats aan het visitors pontoon. Om kwart voor zes liggen we afgemeerd. We voeren vandaag ruim 60 zeemijlen over de grond gemeten. Door het water waren dat er slechts 46. Veertien mijlen op de stroom afgelegd, waarvoor we niets hoefden te doen.

We melden ons op het havenkantoor, maken een hapje eten en daarna lopen we nog even de stad in. Onze horloges blijven op Nederlandse Zomertijd, omdat we morgen weer naar Frankrijk gaan. De Kanaaleilanden gebruiken de Britse Zomertijd. Zij leven dus een uur later. De terrassen in de stad zijn daarom om tien uur (op onze klokken) nog vol. Het is best gezellig. We moeten alleen wennen aan het verkeer. We kijken steevast de verkeerde kant op, als we een straat over willen steken. Terug op de boot plannen we de tocht van morgen. Het weer is goed en we gaan direct door Saint-Malo.

Woensdagochtend tegen negen uur varen we het dock uit. Er staat vijf meter water boven de drempel. Met onze diepgang van bijna twee meter kunnen we er ruimschoots overheen. Het is volledig windstil. De zee is als een spiegel en de zeilen blijven voorlopig ingepakt.

Een uurtje later als we de zuidkust van Jersey kunnen verlaten, begint het een beetje te waaien. We zeilen een goed uur, maar tegen half twaalf ruimen we alles weer op en de rest van de dag varen we op dieselkracht over een vlakke zee. We zien onze langgewenste dolfijnen. Zes stuks, die heel even rond de boot spelen, maar dan snel verder trekken. Onze vakantie is volmaakt.

De aanloop naar Saint-Malo is voor ons onbekend terrein en we navigeren uiterst nauwkeurig tussen rotsen, ondiepten en bakens. Achteraf valt het allemaal wel mee, maar als je er in zit is het best spannend. We laten de rotsen rechts en links liggen en varen de voorhaven van de sluis in. De havenbassins zijn tijloos, wat bij een tijverschil van tien meter wel te begrijpen is, maar als je erin wilt liggen, moet je wel door een sluis.

We liggen met een paar schepen te wachten: een boot van de Franse douane, een boot voor duikers en nog een paar jachten. Als de deuren open gaan vaart de Douane als eerste binnen en de Duikboot erachteraan. Er zijn in de sluis geen aanlegmogelijkheden in de muren en daarom staan er boven aan de linkerkant van de sluis twee mannetjes die een lijntje naar beneden laten zakken, waaraan de boten dan hun meertrossen vastmaken, die door de mannetjes worden opgehesen en vastgemaakt aan bolders bovenop de sluismuur. De mannetjes maken bij het uitvaren de meertrossen ook weer los. Wij denken slim te zijn en willen vastmaken aan de Douane boot. Dan hebben we niets met de mannetjes te maken.

Nou, dat gaat niet. Wij – en anderen ook niet – mogen niet vastmaken aan de Douane. Wij gaan achteruit en mogen wel bij de Duikboot langszij komen. Vriendelijke mensen, die zelfs in gebrekkig Engels proberen een praatje te maken. We moeten een flink eind omhoog; we schatten zo’n acht meter. Dan gaan de deuren open, wordt de brug geopend en mogen wij het bassin in. We draaien achter de Douane aan linksaf. Tussen de jachten door maakt de Douane dan een U-bocht en meert af aan de kade. We varen nog even door en dan worden we door de havenmeester gepraaid. We mogen zelf een vrije plek aan de steiger uitzoeken. We kiezen ervoor bijna aan het eind te gaan liggen, omdat we dan vrij baan hebben als we weer weg willen varen. Verder naar het begin wordt de manoeuvreerruimte steeds kleiner. Om zes uur liggen we vast. We halen de genua van de voorstag en leggen de zeilhuik over het grootzeil. Er wordt wat regen voorspeld. Na het eten valt er opeens een mistbank de haven binnen. Het zicht is even minder dan honderd meter. We zetten ook de tent over de kuip en gaan niet te laat naar bed.

Na ontbijt, aanmelden en douchen lopen we de stad in. Eerst halen we bij het plaatselijk VVV een plattegrond. Saint-Malo is een behoorlijke stad, als je de voorsteden meetelt. De eigenlijke stad is een ommuurde vesting van ongeveer een kilometer lang en een driekwart kilometer breed. Alle gebouwen zijn min of meer authentiek. De stad ademt nog helemaal de sfeer van de achttiende en negentiende eeuw. Van veel gebouwen zijn de laagste verdiepingen verbouwd tot winkeltjes en restaurants. Er lopen nu, midden juni, al veel toeristen rond. Gelukkig ontbreken de busladingen Chinezen, Japanners en Russen. Het is gezellig druk.

Na de middag kuieren we nog om het bassin heen en kijken in de sluis, waarin we gisteren lagen. Het is buiten laagwater en de sluis is dan niet in bedrijf. Via de muur lopen we langs de zee. Het strand is geweldig groot. Vanaf de boulevard moet je zeker vijfhonderd meter lopen om de zee te bereiken.

’s-Avonds lopen we nog een keer naar het strand. Het is er niet meer. Het water staat tot aan de muur bij de boulevard. ’t Is bijna springtij en dan is het verschil tussen eb en vloed hier ruim elf meter. Het is daarom wel te begrijpen, dat ze juist hier een getijdencentrale gebouwd hebben.

Een superjacht, Arcadia, heeft vlak achter ons afgemeerd en er worden op de kade door de langskomende mensen veel foto’s gemaakt. Ongewild zullen wij ook wel op veel foto’s staan. We zijn over de Arcadia te weten gekomen, dat zij het eerste superjacht is dat de noordwest passage van Atlantische naar Grote oceaan om Canada en Alaska heen heeft gevaren. Het jacht is gebouwd bij de Koninklijk Huisman werf. Een jacht gebouwd in Nederland, met een Amerikaanse eigenaar en varend onder de vlag van de Kaaimaneilanden.

De volgende dag, vrijdag, is onze laatste dag in Saint-Malo. Er liggen al twee dagen een zestal Engelse jachten om ons heen, waarmee we enig contact hebben. Ook zij gaan morgen vertrekken. Ze hebben van de havenmeester te horen gekregen, dat ze al vroeg plaats moeten maken voor een groep boten uit Jersey, die in de nacht zouden arriveren. Dus varen ze op vrijdagochtend de haven in voor een alternatieve plek. Na een kwartier komen ze terug: misverstand. De boten van Jersey komen inderdaad in de nacht, maar blijven aan wachttonnen buiten de sluis liggen. Naar verwachting komen ze rond tien uur op zaterdag de jachthaven binnen. Iedereen kan dus blijven liggen.

De boten uit Jersey maken jaarlijks een historische tocht. In de Eerste Wereldoorlog werden de Engelsen in Duinkerke in het nauw gedreven. Een bonte verzameling boten uit Dover evacueerden de militairen en brachten ze veilig naar huis. Een soortgelijke raid vond ook plaats op Saint-Malo, maar dan met boten vanaf Jersey. Dit feit wordt jaarlijks herdacht met deze tocht.

We lopen na de tochtvoorbereiding nog een keer door de stad. De Engelsen houden een steigerborrel en Irene maakt enkele foto’s van het gezelschap. Even later komt een Engelse dame twee stukken birthday cake brengen. Haar man is jarig en wij delen mee.

Saint-Malo is prachtig en we hebben het hier goed naar ons zin. De rotseilanden met forten in zee, waar je bij laagwater zo naar toe kunt lopen, het zwembad op het strand, waar de duiktoren met hoogwater nog net boven de golven uitsteekt, de terrasjes en de winkeltjes in de ommuurde stad, de sluis. We zullen Saint-Malo niet gauw vergeten.

Maar op zaterdag gaan we echt verder. We gaan om tien uur weer door de sluis, waar we aan een van de twee Engelse patrouilleschepen mogen vastmaken. Natuurlijke mag dat, het is geen Franse douane. Trouwens, het zijn de zelfde twee patrouilleschepen, die wij al eens eerder zagen in l’Aber Wrac’h en in Eastbourne. Ze varen met studenten om ze het nautisch leven te laten ervaren.

Het schutten gaat snel. Het water buiten en binnen staat bijna op gelijke hoogte en binnen een kwartier zijn we alweer op weg. De boten uit Jersey liggen gepavoiseerd aan wachttonnen net buiten de sluis.

We kunnen in een zwakke wind zeilen en zetten koers naar het slechts twaalf mijlen verderop gelegen Saint-Cast-le-Guildo. Om half een varen we daar de haven binnen en vinden nog net een passende box aan de bezoekerssteiger.

Op de steiger begint een Fransman een heel verhaal over een vriend, die ook pas een Dufour heeft aangeschaft en wat daaraan allemaal mis is: osmose, slechte kwaliteit mast en verstaging, minderwaardige materialen en god mag weten waar hij het allemaal nog meer over had. Kees’ Frans is ook niet zo best. Tot Kees hem vertelde dat onze boot al weer twaalf jaar oud was. Aha, dan was hij natuurlijk nog uit de tijd dat ze nog goede Dufours bouwden. Einde gesprek.

We lopen het stadje Saint-Cast in. Er liggen een aantal (replica’s van) oude zeilscheepjes op het drooggevallen strand. Als we teruglopen speelt er een groepje op originele Bretonse fluiten of toeters bij de drooggevallen scheepjes. Het leek nog het meeste op doedelzakmuziek. Terug in de haven zien we het grote verschil tussen eb en vloed. De palen waaraan de steigers vastzitten steken met hoogwater maar twee meter boven de steigers uit. Met laagwater is dat elf meter meer. Palen van dertien meter boven de steiger, da’s best hoog.

We eten verse sla, biefstuk-tartaar en gebakken aardappeltjes. Allemaal net ingekocht in de ene mini-super die het plaatsje rijk is. Na het eten zetten we tent op. We liggen met onze achterkant naar de wind en we willen ’s nachts graag het luik open laten. Als het dan gaat regenen moeten we ons bed uit om het sluiten; met de tent erop hoeft dat niet.

Zondag maken we een wandeling langs de kaap waarop Saint-Cast ligt. Een deel is van een GR-route en gaat langs de klippen. Het is hier mooi. We maken dit blog en morgen varen we naar Sauint-Quay-Portrieux.

Foto’s

2 Reacties

  1. Riekie en Gert:
    17 juni 2018
    Klinkt goed allemaal. Veel plezier nog, groetjes Riekie en Gert
  2. SY Asgaard:
    20 juni 2018
    Viel Spaß und viele schöne Erlebnisse auf eurer weiteren Reise wünschen wir euch. Liebe Grüße von Thomas und Kristiane