Flexibele planning

18 augustus 2017 - Glückstadt, Duitsland

Donderdag, 3 augustus na het onweer, klaart het weer wat op, maar de wind neemt toe. We maken een lekkere warme maaltijd. Na het eten lopen we nog even naar het strand. We zullen deze periode van slecht weer uit moeten zitten.

Vrijdag is het weer wisselvallig. Als het even wat opklaart maken we een wandeling richting strand en zien dan een aanduiding voor een langeafstandspad (geel/rood/geel). We besluiten daarvan een stuk te volgen. We volgen het pad het enige bosje van Marstal in om prompt geen markering meer te vinden. Op goed geluk, het bos is niet veel groter dan driehonderd bij vijfhonderd meter, zoeken we zelf het spoor. We lopen vast tegen een hek en volgen dit tot we bij de ingang van de camping van Marstal komen. Hier is tevens een poortje in het hek, waardoor wij weer in de bewoonde wereld komen. Even verderop zien we ook weer een markering van de wandeling.

Via een omweg lopen we terug naar het dorp. Het dreigt weer te gaan regenen en wij duiken onder op de Salacia. In de avond kijken we de film/documentaire Koyaanisqatsi van Francis Ford Coppola met muziek van Philip Glass. Zelfs op onze laptop maakt deze film indruk.

Op zaterdag is het beter weer. We zien zowaar weer eens de zon gedurende wat langere tijd. We doen boodschappen. We ontdekken in de enige supermarkt van Marstal taugé. Wij eten vanavond bami goreng!

Naast ons is een zeilboot van het type V30 komen liggen. Het model is ons onbekend, maar het ziet er supersnel uit. We raken in gesprek met de eigenaar en zijn vrouw of vriendin. De boot is een jaar oud en gemaakt op een Duitse werf. Het heeft een ophaalbare kiel en is snel. Het interieur is spartaans te noemen. Eigenlijk moeten de gebruikers van de racemachine bekennen – hun leeftijd loopt ook al richting zestig – dat ze nu al op zoek zijn naar een ander schip. Zoiets als onze Salacia lijkt hun wel wat.

Er zijn voorspellingen, dat het weer na morgen zal verbeteren.

Zondagochtend besteden we aan het weer eens poetsen van ons interieur. Met twee personen de hele dag leven op zo’n klein oppervlak geeft veel stof. Vanwege de regen en de harde wind is de ventilatie ook niet optimaal en is er veel vocht. Er vormen zich hier en daar schimmelculturen op het plafond (het weer zit erin). Alleen door regelmatig grondig schoon te maken blijft de boot leefbaar. Bij zonnig en warm weer staat er geen tent over de kuip en kunnen de luiken open. Dan speelt het probleem veel minder.

We zijn na vier dagen wel uitgekeken op Marstal en willen hier weg. We hebben de kaart bekeken of het loont om de fietsen uit te pakken. Ærø heeft geen fietspadennet en het aantal wegen is beperkt. Een fietstocht maken zit er voor ons niet in. Morgen lijkt het zeilbaar weer te zijn en we plannen de  route in.

We gaan richting de Schlei. Dit is een inham in de kust van Sleeswijk-Holstein tussen de Eckern Förde en de Flensburger Förde. Het is een geliefd (door de Duitsers) watersportgebied. We hebben de waterkaart bestudeerd en zullen eerst naar de voormalige marinebasis van Olpenitz varen. De Schlei is ondiep en de vaargeul is smal. Leuk bij zomers weer, want dan kun je er ankeren. Minder plezierig bij slecht weer, aangezien je dan aangewezen bent op de, weliswaar talrijke, jachthavens. Vanuit Olpenitz is de Schlei ook per fiets te verkennen en kunnen we alsnog besluiten de inham op te varen.

Om goed acht uur in de ochtend van woensdag, 9 augustus, laten we haven van Marstal achter ons. We zetten een grootzeil en de genua. De Schlei ligt recht tegen de wind in en we moeten laveren (schuin tegen de wind in varen en op gezette tijden de boot circa zeventig draaien om de wind van de andere kant te laten inkomen).

Buiten de beschutting van het land neemt de wind toe en moeten we zeil minderen om de boot beheersbaar te houden. We steken een rif in het grootzeil en draaien een gedeelte van de genua in. De boot stuurt veel beter en loopt amper minder snel: van 8,3 naar 8,1 knopen. Helaas is de vorm van een deels ingedraaide genua niet optimaal en kunnen we niet meer zo scherp aan de wind (de hoek met de wind wordt dan groter) zeilen. Waardoor we wel meer mijlen moeten zeilen om bij ons doel te komen.

Als de wind een uurtje later wat afneemt, kunnen we de genua weer helemaal uitrollen. En weer een uurtje later kan zelfs het rif uit het grootzeil en zeilen we weer van top.

Om één uur liggen we voor de haveningang van Olpenitz en laten we de zeilen zakken. Op de motor varen we de haven binnen. De volgende keer zullen we op zeil doorvaren tot in de haven. Er is genoeg ruimte om daar de zeilen te laten zakken.

We meren af aan de lijzijde van de betonnen steiger van de jachthaven en zoeken de havenmeester. Als we hem vinden, verwijst hij ons naar een box. We varen er heen, maar als we daar afgemeerd hebben en het liggeld gaan betalen, komt hij tot de ontdekking dat hij ons de verkeerde box heeft toegewezen. We moeten de box ernaast hebben.

Omdat ook hier de boot met de boeg naar de steiger ligt en we achter aan een stel palen liggen, lijkt het een simpele manoeuvre. Helaas is de nieuwe paal erg hoog en zeer dik. Een lijn eromheen leggen is niet zo simpel. Uiteindelijk lukt het ons en liggen we eindelijk afgemeerd in Olpenitz.

Een tweede havenmeester, Frau Hafenmeisterin, legt ons de werking van de douches en de toiletten uit. Het havengeld is niet echt duur, maar voor alle diensten moet je hier wel met een chipkaart betalen. Toiletbezoek 50ct, stroom 35ct per kWh, water 40ct per 100ltr, douchen 185ct (maar wel onbeperkt in tijd en waterverbruik). De familie-/gehandicaptendouche kost dus ook 185ct; dus . . .

De haven maakt deel uit van een groot plan om van de voormalige marinehaven een watersportresort met veel recreatiewoningen te maken. Het is er (nog) niet gezellig en overal op de oevers wordt nog gebouwd. Helaas is er ook geen wifi. Ook de dataverbinding via de telefoon is traag.

We ruimen  de boot op en bespreken de dagen, die voor ons liggen.

Dinsdagochtend is het redelijk weer. We halen de fietsen tevoorschijn en rijden naar Kappeln aan de Schlei. Een ritje van een kleine zeven kilometer. We parkeren de fietsen en wandelen het plaatsje binnen. Kappeln is een gezellig toeristenplaatsje. Het kades langs de Schlei en het oude centrum met zijn winkels zijn, zelfs vandaag, druk. We kuieren er rustig tussen door en leggen bij een konditorei aan voor koffie met taart.

Via het oude dorp Olpenitz rijden we terug. Het is fris geworden en het waait inmiddels een windkracht vijf. We zijn goed en wel aan boord als er een oudere zeilboot de haven in komt, die naast ons afmeert. Er zijn drie oudere mannen aan boord en we helpen ze met vastmaken. Zo komen we erachter dat een van hen (81 jaar oud, wat je hem niet zou geven) de boot heeft verkocht aan een van de andere twee opvarenden (broers). Op de vraag aan de oudste of het hem iets doet zo’n laatste tocht met je boot, antwoordt hij, dat het varen uiteindelijk een keer zal stoppen en dat dat punt voor hem nu is aangebroken. Zijn vrouw kan niet meer en zelf heeft hij het aan zijn hart. Hij lijkt zelfs een beetje opgelucht nu hij niet meer hoeft.

De volgende dag gaan we na het ontbijt met verse broodjes – ja, ook hier is een broodjesservice via de havenmeester – heerlijk uitgebreid douchen. We besluiten de Schlei verder links te laten liggen. Het lijkt erg op het Veersemeer. Een water waar we ook niet graag komen. We gaan richting Nederland. Dat wil zeggen we gaan richting Kiel, dan het Kielerkanaal door en vervolgens naar Cuxhaven om daar te wachten op een weervenster waarin we richting Nederland kunnen gaan. Ons eerste doel: Laboe aan de Kieler Förde. We moeten diesel tanken voor het Kielerkanaal. Laboe ligt vlakbij Kiel en heeft een tankstation aan het water, waar bio-vrije scheepsdiesel wordt verkocht. Auto-diesel heeft hier minstens 10% bio-ethanol bijgemengd. Oudere scheepsmotoren zijn hiervoor niet geschikt. En wat belangrijk is: de bio-vrije scheepsdiesel is goedkoper.

We spreken nog even met de nieuwe eigenaar van de boot naast ons. Hij is 65 jaar en heeft nu eindelijk zijn droom waar kunnen maken. Hij is dolblij met zijn schip. Hij vertelt, dat hij ex-marineman is en in Olpenitz gediend heeft. Hij werkte bij een eskader torpedoboten. Dit waren schepen van 42 meter met vier torpedo’s en een dubbelloops kanon. Ze haalden een snelheid van 45 knopen (ruim 80km/u) en verbruiken in 24 uur een ton brandstof. De torbedoboot is als wapen achterhaalt en de eskaders zijn opgeheven.

We maken nog een wandeling over het terrein en vinden het strand. Een beetje uit de wind is het er best vol te houden. Terug aan boord plannen we de tocht van morgen. Niet bijster moeilijk, maar het kost wel even tijd.

Donderdagochtend zijn we alweer vroeg onderweg. We maken om tien voor zeven los en hijsen in de haven onze zeilen. In een matig windje zeilen we naar de Kieler Förde en om elf uur zijn we bij de tanksteiger in Laboe. Voor ons ligt een Deens motorjacht te tanken. We vragen de tankbediende hoelang het nog gaat duren. Hij antwoordt: “Tot de tank vol is!” We dobberen wat rond in het kleine haventje en na tien minuten is het motorjacht vol en kunnen wij, nadat hij is weggevaren, aanleggen om te tanken. We tanken 57 ltr bio-vrije scheepsdiesel. We rekenen af en gaan op zoek naar een ligplaats voor de nacht.

We vinden die in de Baltic Marina, naast het tankstation. Het is nog vroeg op de dag en er is nog keus in vrije ligplaatsen. We vinden een vrije vingersteiger en liggen eindelijk weer eens een keer niet aan palen afgemeerd.

We lopen Laboe in en eten een heerlijk frietje uit een puntzak op de boulevard bij het strand. Dan lopen we naar de supermarkt en doen er wat inkopen. De volgende dagen zullen er niet zoveel mogelijkheden meer zijn. We gaan morgen het Nord-Ostseekanal (ons Kielerkanaal) op.

Om kwart over zeven, vrijdagochtend, laten we de Baltic Marina van Laboe achter ons. Een bruinvis komt vlak voor de haven ons nog een afscheidsgroet brengen. We varen naar de sluizen bij Holtenau. Er zijn slechts twee grote zeesluizen ter beschikking en we houden rekening met een lange wachttijd. Op de marifoon horen we echter, dat er een schut voor sportboten is voorzien over twintig/dertig minuten. We geven er nog wat gas bij en zijn op tijd om mee naar binnen te varen. Het is een schut met uitsluitend jachten. Het duurt even voordat iedereen is afgemeerd, maar dan gaat het snel. Om negen uur varen we de sluis bij Holtenau uit en zijn we op het Kielerkanaal.

In de sluis hebben we de tent over de kuip opgezet. Er wordt regen voorspeld. En inderdaad begint het een uurtje later te regenen. Met de achterwand en beide zijwanden van de tent opgerold hebben we voldoende uitzicht, kunnen we achter het roer staan en hebben we een droge ingang naar binnen. Met onze oude tent konden we het roer niet bedienen met de tent erop, nu dus wel. De stuurautomaat stuurt grote delen van de tocht, maar af en toe moet je kunnen overstappen op handbediening.

Het is regenachtig en we tellen de kilometers af: van 98 naar 41. Want daar begint het Gieselaukanaal, waar we de komende nacht willen overnachten. Om half vier liggen we vast aan de steiger voor het sluisje van Gieselau. De komende uren arriveren steeds meer jachten en als het ’s avonds donker is, zijn beide steigers vol. Een enkeling moet zelfs dubbel gaan liggen. We wandelen nog even naar het sluisje en gaan dan naar bed. Nog veertig kilometer.

Als we zaterdagochtend opstaan, regent het weer. Om kwart voor negen varen we weer, en het regent. In de loop van de dag wordt het wel wat lichter, maar het blijft regenen. Het is voor ons de derde keer dat we het Nord-Ostseekanal (NOK) bevaren en van de zes dagen, dat we er waren regende het er vier. Schertsend hebben wij het al over NOK-Wetter.

Tegen half een meren we af in het haventje net voor de sluis in Brunsbüttel. Het is er nog vrij leeg, maar in de loop van de middag wordt het steeds voller. In de avond is het haventje echt helemaal vol. Er kan geen jacht meer bij. Omdat wij vroeg waren, liggen we aan de steiger. Aan ons hebben vier boten vastgemaakt. Aan de overkant het zelfde beeld. En daar tussen is een geultje van hooguit vier meter. Nog één boot ertussen en je zou via de boten de haven kunnen oversteken. Maar dat laat de havenmeester niet toe; er moet een geultje openblijven.

Zondag denken we eerst eens goed na. Van alle boten in de haven gaat het grootste deel naar Cuxhaven; vermoedelijk vertrek vanwege de getijdenstroom rond negen uur. Een enkele Nederlander gaat niet naar Cuxhaven, maar vaart direct door richting Waddeneilanden; vertrek het liefst rond acht uur. Dan zijn er de Duitse jachten die richting Hamburg gaan. Vertrek niet voor twaalf uur. En dan zijn er natuurlijk nog boten onderweg op het kanaal, die vandaag ook nog naar de Elbe zullen schutten.

Wij zijn aanvankelijk van plan om naar Cuxhaven te varen en dan dinsdag het weervenster te pakken om woensdag in Borkum te arriveren. De voorspelling voor het weervenster is echter niet stabiel. Er is een kans, dat wij en vele jachten met ons dinsdag niet zullen vertrekken, maar in Cuxhaven zullen blijven liggen. Met de ervaringen van vannacht en de verwachting, dat het in Cuxhaven net zo druk - of drukker - zal zijn, en de kans, dat het langere tijd zo zal blijven (wat ook geldt voor de haven verderop, zoals Norderney en Borkum) nemen een resoluut besluit. We gaan niet naar Cuxhaven, we gebruiken het weervenster niet; we hebben nog wel even tijd. We wachten op rustiger tijden, want de schoolvakanties lopen op hun einde. We gaan niet rechtsaf om negen uur, maar linksaf om twaalf uur. We gaan richting Hamburg en wel naar Glückstadt, het stadje waar we vorig jaar een tijdje met plezier hebben gelegen.

Om half negen begint er beweging te komen in de haven en drie kwartier later is de haven voor tweederde deel leeg. Enkele boten, die nog een nacht willen blijven liggen, verhalen naar een ligplaats langs een steiger en dan is het even rustig.

Om twaalf uur komt er opnieuw beweging en de boten die de Elbe landinwaarts willen bevaren, waaronder wij, varen richting de in gebruik zijnde kleine sluis. We moeten wachten tot de avondploeg de dienst heeft overgenomen en mogen om één uur de sluis invaren.

We varen de sluis in om aan onze voorkeurzijde, de rechter zijde, aan te leggen. Dan staat er opeens een mannetje in oranje vest druk gebarend ons te roepen om aan de andere zijde van de sluis af te meren. We stoppen af en veranderen van richting. De boot achter ons moet een noodstop maken om niet op ons te knallen. Gelukkig loopt alles goed af en liggen we even later aan de linkerkant van de sluis. Dan komen er andere jachten binnen, die afmeren op de plekken, die wij en onze achterbuurman niet mochten gebruiken. Want het aangekondigde tallship (=zeilschip in gebruik voor opleiding jonge aspirant zeelieden; zie de Eendracht in Nederland) is niet zo groot en heeft maar een stukje van de sluiswand nodig.

Het bijna twee uur als we de sluis uitvaren. Op genua en met de vloed mee zeilen we naar Glückstadt, waar we om tien over vier in de voorhaven afmeren aan de wachtsteiger voor de keersluis. We zien de havenmeester en vragen naar een ligplaats bij de Alte Mühle; daar waar we vorig jaar ook lagen. Hij weet uit het hoofd niet welke plekken er vrij zijn en dus loopt Kees naar de binnenhaven en komt te weten dat plek 62 tot 2 september 2017 vrij is. Als om half zes de keersluis zich opent, varen we naar plek 62 en meren er af. We denken hier een paar dagen te blijven.

Op maandag maken we de boot aan de buitenkant schoon. Het is hard nodig: het dek is groezelig, in de randen ligt vuil. De kuip is gewoon vies: gemorste koffie, broodkruimels, zand en ander vuil. Met een borstel en een sopje maken we alles weer toonbaar. In de middag schijnt de zon en zitten we te genieten van het zomers weer.

Dinsdag is het interieur aan de beurt. Dekbedden worden gelucht, matrassen liggen in de zon, matten worden uitgeklopt. Met een sopje doen we de plafonds en het houtwerk af. Tenslotte komt de stofzuiger tevoorschijn en zuigen we de hele boot. Dan wordt alles weer ingericht.

We zijn op tijd klaar en kunnen nog even in de zon zitten. Tegen drie uur betrekt het en even later begint het op afstand te rommelen. Het begint te regenen, maar het zwaarste onweer trekt ten zuiden van ons langs. ’s Avonds klaart het weer op en maken we een wandelingetje naar het centrale plein in de stad. Niet lang daarna begint het opnieuw wat te regenen.

Woensdagochtend staan we om half tien op het station te wachten op de trein, die ons naar Hamburg zal brengen. We zijn wat te vroeg, want de trein vertrekt pas om zes over tien. Uiteindelijk stappen we tegen elf uur uit op Hamburg Hauptbahnhof.

We halen bij de toeristeninformatie een plattegrond van de stad en lopen eerst naar het Rathaus. Dit was vorig jaar vanwege de aanstaande marathon niet bereikbaar. We drinken bij Starbucks koffie met zicht op Rathaus. Ook nu zijn er werklui bezig met het opstellen van hekwerk. Waarvoor? Het is ons onbekend. We bekijken de gevel van het gebouw en lopen dan door een paar winkelstraten met hele dure winkels. Mont Blanc balpennen van ruim driehonderd euro, of vulpennen van ruim vijfhonderd. TagHeuer horloges, best mooi, maar 2500 euro?

We lopen langs de voormalige pakhuizen van de Speicherstadt. Uiteindelijk komen we bij de Elbphilharmonie. Voor het bezoek aan de Plaza, het gedeelte boven de parkeergarages in de oude cacaopakhuizen en onder de nieuwe concertzalen, moet je een kaartje hebben. Bij de kassa blijken de kaartjes niets te kosten. We nemen de roltrap en staan even later dertig meter hoger op de Plaza. Aan buitenzijde is een gaanderij, waar je het gebouw rond kunt lopen. Je hebt hier een prachtig panorama over de stad en zijn havens. De architectuur is werkelijk schitterend. De concertzalen kunnen niet bezocht worden; da’s wel jammer. Maar voor ruim achthonderd miljoen is hier wel iets schitterends ontstaan.

We nemen de roltrap naar beneden en zoeken in de dichtbij gelegen Hafen City een gelegenheid om wat te eten. Na een fish and chips zijn onze magen weer gevuld en lopen we via de Saturn terug naar het station. Helaas heeft de Saturn niet de koelkaraf, die we zoeken.

We sporen terug naar Glückstadt en maken daar de boot klaar om donderdag te vertrekken.

De keersluis opent op donderdag om negen uur en sluit rond elven. Wij gaan om tien uur vertrekken. We hebben dan nog een staartje van de vloed tegen om een uur later met de eb naar Cuxhaven te spoelen. Maar om negen uur gaat de deur niet open en om half tien is hij nog steeds dicht.

Wel zien we een ambulance staan. Kees gaat eens poolshoogte nemen: er ligt wat olieachtigs op het water en er komt vanuit de diepte steeds iets meer omhoog. Als je dezelfde vlek moet maken met diesel, dan heb je waarschijnlijk aan een kopje (100cc) genoeg. Meer stelt het niet voor. De beheerder van de keersluis durft de deur niet te openen om zo verspreiding tegen te gaan. De ambulance blijkt een brandweervoertuig te zijn. Naast de twee medewerkers van de brandweer zijn er intussen twee politiewagens bij gekomen; dus vier politieagenten. De havenmeester staat erbij en er komt nog een auto van de gemeente. Dreggen levert niets op; er ligt geen bromfiets of iets dergelijks olie te lekken. Een monster van de olie wordt genomen.

Helaas, de keersluis is dicht en blijft vandaag dicht. Wij gaan dan maar uitgebreid boodschappen doen. Bij terugkomst op de boot staat er nu ook nog een biologe van een regionale dienst bij. De havenmeester verontschuldigt zich voor het ontstane ongemak voor ons. Hij noemt het typisch Duits, dat er zoveel diensten worden opgeroepen voor zo’n klein probleem en dat er niemand de beslissing durft te nemen de keersluis open te zetten.

Wij hebben ons neergelegd bij de situatie. We bekijken de weersverwachtingen. De voorspellingen op lange termijn verwachten een weervenster van een enkele dagen in de tweede helft van komende week. We moeten ervoor zorgen om uiterlijk woensdag klaar te liggen in Cuxhaven, zodat we kunnen vertrekken naar Nederland als de mogelijkheden daar zijn. Donderdag betaalden we onze ligplaats alvast voor twee dagen. We blijven nog even in Glückstadt. In het weekeinde zijn hier internationale ringsteekwedstrijden. We hoeven ons niet te vervelen.

Foto’s