De laatste mijlen

2 september 2015 - Heijningen, Nederland

Op donderdag, 27 augustus, varen we rond kwart over acht in de morgen onze box in Nieuwpoort uit. We hijsen onze zeilen vlak bij de jachthaven en met de motor bij (en dus een zwarte kegel in onze mast, want dat moet in België – en eigenlijk ook bij ons, maar daar let men er niet zo op) varen we naar het eind van de pieren. Daar gaat de motor uit en met een lekker vaartje zeilen we weg richting Blankenberge. Het is grauw en het waait stevig. Het zicht is matig.

We blijven dicht onder de kust en hebben daardoor weinig last van golven. Het schiet goed op en al om half twaalf liggen we voor de pieren van Blankenberge. We halen de zeilen neer en uiterst voorzichtig varen we tussen de pieren de haven binnen.

Aan onze rechterzijde staan op de pier borden met een waarschuwing voor gevaarlijke verondiepingen. Wat is Vlaams toch een mooie taal. Wij houden een beetje links van het midden en vinden de grootste verondieping op de plek, waar die altijd heeft gelegen: vlak voor het tankstation aan het eind van het staketsel (= Vlaams voor houten pier). Wel was de geul tussen de pieren aanmerkelijk ondieper dan in juni, maar een haven is zo diep als zijn ondiepste plek; en daar is niets in veranderd. Omdat we een uur voor hoogwater binnenlopen, hebben we dus geen enkel probleem.

Het is rustig in de haven en we zien dat onze favoriete box achter het huisje van de havenmeester leeg is. We varen er zonder iets te vragen direct naar toe en meren af. Er hangt een groen bord en dus is de box echt vrij. De havenmeester ziet het allemaal aan en geeft ons de codes voor hek en sanitair. Hij komt later wel een keer afrekenen.

We lopen de stad in en flaneren op de boulevard. Het is koud en er zijn maar weinig toeristen. We eten aan het frietkot bij de midgetgolf in het park. We hebben ’s avonds de verwarming aan, doen de voorbereidingen voor de tocht van morgen en gaan vroeg naar bed.

Vrijdagochtend om half negen maken we los en voorzichtig varen we de haven uit. Het water staat nu, twee uur na laagwater, aanmerkelijk lager. We peilen echter 80 cm onder de kiel als minste waterdiepte en komen dus zonder problemen buiten op zee.

We zetten de zeilen en met een waterig zonnetje en wat hogere temperaturen dan gisteren zeilen we naar de Roompotsluis, die ons toegang biedt naar de Oosterschelde. Om tien over vier zijn we in de voorhaven van de sluis. Er is weinig beweging op de sluis te zien en dus roepen we de sluis op via de radio. Geen reactie. Hebben we wel het goede kanaal? Even checken: ja het moet 18 zijn. Nog een keer de sluis aangeroepen en weer geen reactie. Maar dan gaan de lichten op rood en groen ten teken dat we ons moeten klaarmaken om te schutten. De deur gaat open en we worden snel naar binnen geschut.

We varen naar de Betonhaven bij Neeltje Jans en laten ons anker vallen. Om kwart over vijf liggen we geankerd in Nederlands water. Het thuisfront wordt ingelicht, dat we weer in Nederland zijn en wij drinken er een glaasje op.

Het is inmiddels lekker warm geworden en de zon schijnt. Morgen wordt het een tropische dag met onweer in de avond en nacht.

Zaterdag varen we met de getijstroom heel rustig naar Colijnsplaat en krijgen daar van de havenmester een box toegewezen. We meren af, ruimen op en zetten de tent over de kuip.

Onze buurman gaat bij de Chinees eten en wij vinden dat ook wel een goed idee. We kunnen nog op het terras eten, maar eenmaal terug aan boord betrekt de hemel en als wij op bed liggen komen de voorspelde buien. Het onweer valt mee, maar er valt wel veel regen.

Op zondag is het drukkend warm. We maken met zoet water al het teak van de boot schoon, laten het goed drogen en zetten het dan in een impregneermiddel. We wachten even tot alles goed is ingetrokken en varen dan de haven van Colijnsplaat uit om even buiten de havenhoofden ons anker te laten vallen. We zwemmen wat en liggen in de zon.

Met de kentering van het tij, zo rond half vijf, halen we het anker op en varen op de motor naar Zierikzee. Kees vaart meteen door naar de lange steiger achter in het kanaal en zie daar: meer dan genoeg plaats. Ook hier weinig watersporters. Wat is er toch met onze watersport aan de hand?

Om acht uur wordt de lucht dreigend en op afstand horen we het gerommel van de bliksem. Even komt het dichterbij, maar het blijft nagenoeg droog. Maar tegen tienen zijn ook wij aan de beurt. Tot drie uur in volgende morgen bliksemt het, valt er gigantisch veel regen en kletteren hagelstenen op onze boot. We slapen niet best.

Maandag is het werken geblazen. Het is droog en warm. We drogen het grootzeil en de genua. Dit zijn allebei oude zeilen, die we uitsluitend tijdens zeereizen gebruiken, waar de slijtage door het rollen van de boot het grootst is. De gedroogde zeilen ruimen we op om van de week mee naar huis te nemen. We plaatsen ons “nieuwe” grootzeil, vouwen dat netjes op de giek en zetten er de zeilhuik overheen.

Dan halen we de genaker tevoorschijn en spoelen die met zoetwater, hangen hem in de mast en als ook die droog is ruimen we die – nu zonder zout – op.

Irene heeft intussen wit brood en haringen in de stad gehaald en we genieten een heerlijke – late – lunch. Dan wordt het aan het eind van de middag weer donker en begint het weer te onweren en te regenen.

Kees zoekt nog even op internet uit wat de openingstijden zijn van de Zeelandbrug. Die zijn zeer beperkt deze week, omdat de brug in onderhoud is. De havenmeester vertelt, dat de brug om 12:40 uur geopend zal worden, maar de website van Rijkwaterstaat zegt 12:10 uur. Toch maar even bellen met Verkeerspost Wemeldinge. Die bevestigt dat de opening om 12:10 uur zal zijn.

Kees waarschuwt nog een paar boten om ons heen over de verandering in openingstijd en dan gaan we slapen.

Dinssdagochtend hebben we de tijd. Om kwart over elf maken we los en varen naar de Zeelandbrug. Met dertien jachten liggen we te wachten en precies om 12:10 uur gaan de slagbomen op de weg dicht en gaat de brug voor ons open.

We zetten alleen de genua en met gematigd gangetje zeilen we naar de Krammersluizen. Daar kunnen we zo naar binnen in de sluis met de bellenbanen. Alles gaat goed en we schutten vlot naar het Volkerak. Zo vlot, dat de boten, die gelijk met ons bij de Zeelandbrug lagen en dus een voorsprong op ons hadden genomen door  met vol tuig te zeilen of door alleen op de motor te varen, gelijk met ons uit de andere sluis komen, die geen bellenbanen heeft en normaal moet spoelen, het Volkerak opvaren.

De laatste mijlen naar de Manderssluis, die toegang geeft tot onze jachthaven, zeilen we weer op alleen de genua. Om kwart voor vijf op dinsdag 1 september schuiven we onze eigen box weer binnen. Aan onze reis van elf weken en vijf dagen is een eind gekomen.

Foto’s