Middeleeuwse handel en kunsthistorie

18 augustus 2013 - Greifswald, Duitsland

Op dinsdag, 13 augustus, is het ’s morgens als we opstaan nagenoeg windstil. We ontbijten snel en douchen in het voortreffelijke sanitairgebouw van de overigens karige stadshaven van Peenemünde. Dan maken we los. We liggen gelukkig niet vast, ondanks een diepte van 0,0 meter onder de kiel. We motorren naar de twee mijl verderop gelegen Nordhafen van Peenemünde. De haven ligt ruim buiten het dorp en ligt in een gebied waar de Sovjet Unie een tijdlang een militair vliegveld had. Nu is alles overwoekerd en heeft de natuur het terrein heroverd. Helaas blijkt er voor ons geen ruimte te zijn en we besluiten Plan B uit te voeren. We gaan naar Freest.

Freest ligt tegenover de Nordhafen op een ander eiland. We hebben geluk: er is een lege plaats aan de kade bij de ingang van de haven. We leggen aan en houden nog twee decimeter water onder de kiel over. Morgen komt krachtige wind uit het Westen tot Noordwesten en onze neus wijst naar het Westen en in het Noordwesten ligt de kade; prima beschut.

We melden ons bij de Hafenmeister. Hij is gekleed in lichtblauwe tuinbroek en wit T-shirt en een draagt een blauwe honkbalpet. Hij mist een oog, maar dat ziet hij toch niet. En hij heeft een bijzonder gevoel voor humor.

We lopen het dorp in en ontdekken de milieustraat, de buurtsuper en de verschillende visrestaurantjes. Er zijn drie, of eigenlijk vier, havenbekkens. Er is de vissershaven, waar de professionele viskotters liggen, maar waar in geval van nood ook jachten kunnen aanleggen. Er is een scheepswerfje, waar ook enkele ligplaatsen voor jachten zijn. Dan is er de verenigingshaven van de watersportclub, waar het ondiep is en waar grotere jachten moeilijk kunnen manoeuvreren. En dan is er nog de kade in de ingang waar wij liggen. Hier kunnen ongeveer acht jachten achter elkaar liggen. Bij een groot aanbod, moet je hier in pakjes liggen. Het is inmiddels buiten het vakantieseizoen en we blijven zonder buren vannacht.

Volgens onze naslagwerken moet het hier mogelijk zijn om water te tanken. We vragen het de havenmeester. “Ja, dat kan. Ga maar naast de reddingboot liggen, dan reik ik je wel een slang aan. Kost je 50 cent per 100 liter. En nee, dat is niet duur. Bier is veel duurder.” We  besluiten overmorgen - voor we vertrekken - water bij de reddingboot te tanken en diesel bij het tankstation in de vissershaven. Die heeft voor jachten witte diesel en verkoopt veel. Vorige week nog een klant, die even duizend liter in zijn motorjacht gooide.

Op woensdag waait het inderdaad stevig. We trekken de wandelschoenen aan en maken een stevige wandeling door de natuurgebieden in de omgeving. Op zeker moment lopen we door een bos, dat zo dicht is, dat de zon er de bodem niet meer bereikt en wij blij zijn een trui en windjacks bij ons te hebben. Natuurlijk hebben we geen kaart van het gebied en we zijn dan enigszins opgelucht als we het bos uitlopen en spoedig de plaatsnaambordjes van Freest langs de weg zien staan.

In een viswinkel kopen we twee moten gerookte Buttermakrele. Wat voor een vis het is weten we niet, maar samen met een paar verse broodjes uit de buurtsuper laten we ze ons prima smaken. De rest van de dag lezen we wat. We worden nog door een paar Nederlanders uit Willemstad aangesproken: Lucie en Rob (of was het Jos). Zij blijken ene Wieland te kennen, die weer een bekende van Georg is. Zo hebben we in een uithoek van Duitsland toch weer een link. De wereld is klein. Na een glas wijn gaan ze weer naar hun camper op het kampeerterrein, waarlangs wij vanmorgen gewandeld zijn.

We zien veel Hafenmeisters. Allemaal in lichtblauwe tuinbroek, wit T-shirt en blauwe honkbalpet. Maar ze hebben allemaal twee ogen, dus moeten het broers, ooms, zoons, neven of zelfs de vader van de echte zijn.

Donderdag is de wind gaan liggen. We douchen, doen de laatste boodschappen in de buurtsuper en lopen met onze vuilnis naar de milieustraat. Je kunt daar alles kwijt, behalve restafval. Dus wij maar weer terug met onze zak vuilnis. “Ja, jullie lopen graag met vuilnis rond. Maar als je het kwijt wil, dan kun je het afval in de kliko achter mijn kantoor gooien.” aldus de Hafenmeister.

We tanken water langs de kade voorbij de reddingboot, tanken diesel bij de dieselpomp en varen naar een ankerplek op ongeveer twee mijl verderop. De route ernaar toe is niet betond, dus moeten we nauwkeurig varen. We vinden de plek en liggen een honderd meter uit de kant achter een bos.

We maken de boot schoon. Er ligt veel zand op, dat vanaf de kade erop is gewaaid. Kees poetst buiten, Irene binnen. Na gedane arbeid is het goed rusten en de rest van de dag doen we gewoon niets meer en liggen in de zon.

Vrijdag halen we rond negenen ons anker op en zeilen van onze ankerplek bij Freest naar Greifswald. We meren af in de verenigingshaven voor de brug. Even een weetje: Der Rhein, der Main und der Neckar; alle andere rivieren zijn vrouwelijk leerden wij op school. Fout! Der Ryck, waar Greifswald aan ligt, is ook mannelijk.

Eigenlijk liggen we niet in Greifswald, maar in Eldena. Greifswald ligt een paar kilometer stroomopwaarts. Omdat we nu voor de brug liggen, kunnen we weg wanneer we willen. En die paar kilometer fietsen we wel.

De Sonnenschein, een Cumulant die we in Zweden al eens ontmoet hebben, ligt een paar plekken verderop. Het echtpaar heeft gedurende negen jaar (!) een wereldreis met deze boot gemaakt. We raken weer in gesprek en zij weten inmiddels waar de naam Salacia vandaan komt (internet) en geven ons goede adviezen voor ons bezoek aan Greifswald morgen.

We maken in de avond nog even een wandelingetje door Eldena. Een paar muzikanten staan op het terras van een café Ierse volksmuziek te spelen. Het is er erg gezellig.

Het is zaterdag en we fietsen lang de Ryck naar Greifswald. Greifswald is een oude stad en heeft in de oorlog nauwelijks geleden onder krijgsgeweld. Het heeft een universiteit en maakte deel uit van de Hanze. Het stadsbeeld is een mix van rijke gevels, middeleeuwse huisjes en grote kerken. Natuurlijk is het een stad waarin geleefd wordt. Winkelketens hebben nu eenmaal hun huisstijl. En dat is in deze stad nu weer eens heel jammer.

Maar het is een sfeervolle stad. Op de markt staan drie mannen Russische liederen te zingen, de terrassen zijn al vroeg bevolkt en de Information weet zelfs een plek waar een kosteloze hotspot is. We zoeken de hotspot Konditorei, bestellen Kaffee und Kuchen, en krijgen op verzoek inderdaad toegang tot het internet. Via de I-phone werken we de mail bij.

Terug op straat maken we een wandeling langs de bezienswaardigheden en sluiten af met een bezoek aan het Pommerns Landesmuzeum. Daar zijn we vooral geïnteresseerd in de schilderijen van Caspar David Friedrich. Helaas hangt er niet veel van hem in dit museum, maar de paar werken die er wel zijn, zijn prachtig. Er hangt ook een Van Gogh en een Frans Hals.

Het museum heeft ook een afdeling voor de geschiedenis van Pommern. We komen er daar achter dat Pommern bijna tweehonderd jaar bij Zweden heeft gehoord. In de tijd, dat wij de Spanjaarden ons land uitwerkten, namen de Zweden grote delen van Noord Europa in bezit. Pas in de negentiende eeuw werd Pommern van Zweden bevrijd en ging het deel uit maken van Pruissen.

Aan het eind van de middag zijn we terug op de boot en horen op het festivalterrein bij het strand een band sound checks uitvoeren. En ja hoor om zeven uur barst het los. Antenne MV, de regiozender, heeft een muzikale avond. Tot half negen eerste een zeker niet slechte Duitstalige band, maar om negen uur bijna twee uur lang Chris Norman (ex Smokey, ex Foreigner, maar van dat laatste ben ik niet helemaal zeker) met zijn band. We zien niets, maar het geluid is prima. We zitten in de kuip met een hapje en een drankje, en genieten.

Het spektakel eindigt met vuurwerk. We liggen laat op bed.

Foto’s