Terug in Denemarken

19 juli 2013 - Bønnerup, Denemarken

Dinsdagochtend waait het nog steeds hard uit het Westen. We blijven in Donsö. We tellen ons geld. De betaalmachine, waar je voor de haven moet betalen en daarvoor in ruil een sticker krijgt die je aan je boot moet plakken, is defect. De havenmeester kan voor stickers zorgen, maar accepteert alleen contant geld. Op Donsö is geen flappentap, geen bankkantoor en de plaatselijke super accepteert wel pinkaarten, maar geeft geen extra geld.  Nadat enkele jachten te kennen gaven geen Zweedse kronen meer te hebben en vertrekken geen optie was, heeft de havenmeester besloten ook Euro’s, Noorse en Deense kronen te accepteren. Ons berekent hij de eerste nacht €20,-, wat gezien de wisselkoers te weinig is en de tweede nacht €25,-, wat weer te veel is. Gemiddeld klopt het wel ongeveer.

We lummelen ons door de dag. We kletsen wat met onze Canadese buren, met onze Duitse aan de andere kant van onze steiger, met de Denen voor ons en letten op de boot van de Zweden naast ons, die met hun kleine kinderen de hele dag op het strand zitten. We hebben weer internet, nadat dat gisteren was uitgevallen. Werken het weblog bij en lezen wat. ’s Avond lopen we nog een keer rond de haven en douchen.

Het weerbericht ziet er goed uit en morgen vertrekken we. En zo denken ook de jachten om ons heen.

We staan om zes uur op en iets na zevenen varen we de haven uit. De wind lijkt uit het Noorden te komen en dat is voor ons gunstig. We zeilen langs de zuidelijkste eilanden van de archipel en leggen aan op het Deense eiland Laeso.

Omdat we op meer wind hadden gerekend, hadden we de fok (voorzeil van gemiddelde afmeting) gisteravond aangeslagen. Hiermee kunnen we ook iets hoger varen, d.w.z. in een kleinere hoek met de wind zeilen. Maar de wind is zwak geworden en we hebben iedere vierkante meter zeil nodig. Dus gaat de fok eraf en zetten wij de ruim 60% grotere genua.

De genua staat er nog geen half uur op of de wind draait naar het NW. We kunnen nu niet meer direct naar Leaso zeilen en moeten gaan laveren om er te komen. De wind valt dan helemaal weg en we laten de zeilen zakken en starten het dieselzeil. Nog anderhalf uur varen en we zijn in Osterby op Leaso. Om drie uur zijn we er.

Druk, rumoerig en buiten een strand is er niets te beleven. We liggen in een pakje van vijf boten en na ons vertrekt er nog een motorboot aan de binnenkant en aan de buitenkant komen er nog twee boten bij. Voor ons pak en achter ons liggen ook lange rijen.

Waarom het hier dan zo druk is? Voor de Zweden uit Göteborg en omgeving is het de dichtstbijzijnde mogelijkheid om Deense, dus goedkopere boodschappen te doen. Vooral drank is populair. Het ene tray bier na het andere verdwijnt aan boord. En natuurlijk wordt er ook veel meteen geconsumeerd.

Later in de middag begint het weer te waaien, in de avond harder. De Zweden leggen overal ankertjes uit om de pakken boten in bedwang te houden. De doorgangen worden nu wel heel erg smal.

Voor ons hoeft deze haven niet. Wij willen zo snel mogelijk vertrekken. We waarschuwen onze buren, dat we morgen tussen vijf en zes weg willen. Dat valt niet helemaal in goede aarde, maar je moet als zeiler wel eens wat accepteren. Men gaat akkoord.

We staan om half zes op. We hebben slecht geslapen. Het was tot laat in de nacht rumoerig, dus kon Irene de slaap niet vatten. Kees piekert over een manier om met deze wind, zonder schade uit de haven te komen: ook amper geslapen dus.

We maken de buren wakker, die spoorslags wegvaren. Waarheen is voor ons niet duidelijk. Met hun boegschroeven (aandrijving, waarmee de boeg van een schip naar links of rechts gestuurd kan worden) gaat dat voor hen zonder problemen. Wij hebben geen boegschroef en de wind drukt ons tegen het pak aan. Na drie keer proberen lukt het ons uit eindelijk achteruit varend en op slechts enkele decimeters van nog in diepe rust verkerende boten vrij te varen. We varen de haven uit. Het eerste stuk buiten op de motor. We ruimen de landvasten en stootwillen op en Irene zet koffie en maakt wat boterhammen. Daaag Osterby, wij zullen je niet gauw vergeten.

Als we de aanloop naar de haven, die tussen een oud mijnenveld en een natuurgebied ligt, uit zijn zetten we de genua. Plat voor de wind genieten we van ons ontbijt en halen opgelucht adem.

Als we vrij zijn van het eiland komt het grootzeil erbij en gaan we met de wind dwars (halfwinds noemen de zeilers dat) richting onze bestemming voor vandaag: Bonnerup. Na een uurtje moeten we nog want oploeven (een kleinere hoek aan de wind gaan varen). Vanaf nu is het één streep naar de haven. Een streep die dan nog 40 zeemijlen lang is.

De wind neemt stiekem steeds verder toe en we zetten een rif (maken het grootzeil kleiner). Nog wat later draaien we de genua een stukje in. De wind waait op zeker moment in een vlaag tot boven de dertig knopen. Gemiddeld zitten we tussen 24 en 28 knopen. De golven zijn niet hoog. Daar is het Kattegat te klein voor. We schatten de allerhoogste op iets meer dan twee meter. Maar ze zijn wel kort. En dat komt door het ondiepe water van op sommige stukken tussen de vijf en acht meter.

We krijgen deze reis wel veel buiswater over de boot. En één keer rolt er grote golf volledig over onze zeilboot. Het vuil van jaren, dat zich in verborgen gaten heeft verzameld, zoals rond het luik en in de garage (de afdekking, waar het schuifluik inschuift), komt in één keer tevoorschijn. De kuip staat vol water, wat gelukkig binnen een paar seconden via de open achterkant verdwijnt. Maar er is ook wat zout water via het luik naar binnen gelopen. We hebben vanavond dus wat te doen.

Ondanks ons beperkte zeil en de golven lopen we af en toe ruim acht knopen. We zijn dan ook eerder dan verwacht in Bonnerup. Een aantal aanwezigen (leden van de club?) wijst ons een lege box aan, waar we dankbaar gebruik van maken. Zonder stootwillen passen we net tussen de palen door, maar we hebben lange lijnen nodig om ons af te meren. Scandinavische boten zijn smal en lang. Brede schepen, zoals het onze zie je hier niet zoveel. De boxen zijn dus ook lang en smal.

Irene maakt de boot binnen weer zoutvrij, Kees spuit het zout er aan de buitenkant af. Samen ruimen we op en ‘genieten’ van een noodmaaltijd. Ooit kochten we van een kennis legerrantsoenen. Het zijn Struijk-maaltijden. Al minstens tien jaren over de datum, maar nog steeds niet bedorven. Deze keer schaft de pot Kapucijners met varkensvlees. Alleen maar opwarmen, meer niet. We zijn na deze overtocht en de afgelopen nacht tot niet veel meer in staat. Om negen uur liggen we in diepe rust. De wind giert door de haven.

Op vrijdagochtend is de wind nog niet gaan liggen en we besluiten er een werkdag van te maken. We ruimen de boot verder op. We doen de was in het “vaskerum”, halen geld bij de bank en spoelen onze zeilkleding uit. We halen uitgebreid proviand aan boord, kopen vis op de visserijhaven en tanken bij een tankstation voor auto’s een kan diesel. Van de havenmeester moeten we van box wisselen en dus doen we dat maar.

We eten zelf gerookte vis uit ons rookoventje en drinken daar een heerlijk gekoeld glas witte wijn bij, want dat kunnen we tegenwoordig, omdat we een koelkast hebben. We lopen de haven na het eten nog even rond en gaan douchen. We zitten nog lang te genieten in de kuip. Het leven is zo mooi.

Foto’s

3 Reacties

  1. H. Smits:
    20 juli 2013
    Weer een mooi reisverhaal.Wat een ervaring zo.Geniet nog van jullie mooi reis en we blijven jullie volgen.
    4daagse weer volbracht!
    Groeten van Cor en Herma
  2. Joke Ploegmakers:
    20 juli 2013
    Hoi Kees en Irene

    Het is leuk om jullie verhalen te lezen, soms moeten jullie werken en dan weer heerlijk genieten.
    Veel plezier en ik blijf jullie verhalen volgen.
    groetjes Joke
  3. Hannus:
    23 juli 2013
    Ha, ben maar blij met wat wind, hier zitten we in een hittegolf. Gisteren en vandaag 34 graden. Dus lekker onder het afdak bij een BBQ hangen maar weer. Vervelend....Leuk om te lezen dat het zo goed gaat met jullie en Kees, hangen de vervelsels al aan je neus??
    Groetjes en ik verheug me alweer op het volgende hoofdstuk.
    Hannus.